Columns
2021
Thuis in d'Oude Stadt, aflevering 14
Gepubliceerd in de Binnenkrant, herfst 2021
Amsterdamse grachtenhuizen lijken vaak erg veel op elkaar. De meest gebruikte bouwmaterialen zijn bakstenen uit de streek tussen de grote rivieren, zandsteen uit het Duitse Bad Bentheim, hardsteen meestal uit België en hout veelal uit Scandinavië. Echt dure huizen kregen zandstenen voorgevels, meestal ongeschilderd, maar komen niet zo vaak voor. Een mooi voorbeeld van een zandstenen voorgevel is het halsgevelkwartet Herengracht 364, 366, 368 en 370, gebouwd in 1660-1662. Het ontwerp was van bouwmeester Philips Vingboons (1607-1678), min of meer uitvinder van o.a. de halsgevel. Opdrachtgever was de katholieke koopman Jacob Cromhout (1608 -1669), getrouwd met Margaretha Wuytiers in 1638. Zij gingen zelf in het grootste huis, Herengracht 366, wonen. Niet voor niets kreeg het monumentenhuis een zandstenen gevelsteen met een stuk kromhout, afkomstig uit de scheepsbouw en dat waarschijnlijk werd vervaardigd door steenhouwer/beeldhouwer Jan Gijseling (1629-1667). De andere drie huizen hebben op dezelfde plek een jaartalsteen met daarop in Romeinse cijfers MDCLXII (1662), het jaar van de oplevering van de vier huizen naast elkaar.
Inwendig is vooral Herengracht 366 interessant. Zoals gebruikelijk bestaat het uit een voorhuis en achterhuis, verbonden door een monumentale gang en een fenomenaal trappenhuis uit 1717-1718. In de achterkamer van het voorhuis bevindt zich één van de laatste werken van Jacob de Wit (1695-1754) uit 1750. Het zat oorspronkelijk op Herengracht 440 en is door Stadsherstel Amsterdam N.V. hier herplaatst. Het laat Apollo en de vier seizoenen zien in kleur. Uiteraard is het plafondstuk gesigneerd en gedateerd. In de zaal – 17 meter breed – bevindt zich nog steeds één van de vroegste werken van Jacob de Wit tussen de balken van het plafond. Afgebeeld zijn verschillende Romeinse goden en alle twaalf tekens van de dierenriem. Niet voor niets is de Boogschutter aan de kant van het raam gesigneerd en gedateerd (1718). Jacob de Wit was zelf een boogschutter. Het belangrijke monumentenhuis met een nog belangrijker interieur kent nog twee fraaie tuinkamers met stucwerk als plafond. Er zijn ook nog eens twee antieke, grotendeels 19e-eeuwse, keukens van de partij. Tot 2020 was het Bijbels Museum in zowel Herengracht 366 als in 368 gevestigd. Het Amsterdams Fonds voor de Kunst had eerder besloten dat het Bijbels Museum haar subsidie verloor, waarna de twee Cromhouthuizen in de verkoop gingen. Belangrijke voorwaarde bij de verkoop was dat de nieuwe eigenaar goed voor de unieke panden zou zorgen en dat de panden openbaar toegankelijk zouden blijven. Stadsherstel, als hoeder van Amsterdams erfgoed, kwam al snel in beeld. Het pand wordt nu opgeknapt voor een nieuwe functie, maar daarover werden bij het ter perse gaan van deze krant nog geen mededelingen gedaan. Wordt het niet eens tijd voor een klein, maar sfeervol museum gewijd aan het werk van Jacob de Wit?
Gepubliceerd in de Binnenkrant, herfst 2021
Amsterdamse grachtenhuizen lijken vaak erg veel op elkaar. De meest gebruikte bouwmaterialen zijn bakstenen uit de streek tussen de grote rivieren, zandsteen uit het Duitse Bad Bentheim, hardsteen meestal uit België en hout veelal uit Scandinavië. Echt dure huizen kregen zandstenen voorgevels, meestal ongeschilderd, maar komen niet zo vaak voor. Een mooi voorbeeld van een zandstenen voorgevel is het halsgevelkwartet Herengracht 364, 366, 368 en 370, gebouwd in 1660-1662. Het ontwerp was van bouwmeester Philips Vingboons (1607-1678), min of meer uitvinder van o.a. de halsgevel. Opdrachtgever was de katholieke koopman Jacob Cromhout (1608 -1669), getrouwd met Margaretha Wuytiers in 1638. Zij gingen zelf in het grootste huis, Herengracht 366, wonen. Niet voor niets kreeg het monumentenhuis een zandstenen gevelsteen met een stuk kromhout, afkomstig uit de scheepsbouw en dat waarschijnlijk werd vervaardigd door steenhouwer/beeldhouwer Jan Gijseling (1629-1667). De andere drie huizen hebben op dezelfde plek een jaartalsteen met daarop in Romeinse cijfers MDCLXII (1662), het jaar van de oplevering van de vier huizen naast elkaar.
Inwendig is vooral Herengracht 366 interessant. Zoals gebruikelijk bestaat het uit een voorhuis en achterhuis, verbonden door een monumentale gang en een fenomenaal trappenhuis uit 1717-1718. In de achterkamer van het voorhuis bevindt zich één van de laatste werken van Jacob de Wit (1695-1754) uit 1750. Het zat oorspronkelijk op Herengracht 440 en is door Stadsherstel Amsterdam N.V. hier herplaatst. Het laat Apollo en de vier seizoenen zien in kleur. Uiteraard is het plafondstuk gesigneerd en gedateerd. In de zaal – 17 meter breed – bevindt zich nog steeds één van de vroegste werken van Jacob de Wit tussen de balken van het plafond. Afgebeeld zijn verschillende Romeinse goden en alle twaalf tekens van de dierenriem. Niet voor niets is de Boogschutter aan de kant van het raam gesigneerd en gedateerd (1718). Jacob de Wit was zelf een boogschutter. Het belangrijke monumentenhuis met een nog belangrijker interieur kent nog twee fraaie tuinkamers met stucwerk als plafond. Er zijn ook nog eens twee antieke, grotendeels 19e-eeuwse, keukens van de partij. Tot 2020 was het Bijbels Museum in zowel Herengracht 366 als in 368 gevestigd. Het Amsterdams Fonds voor de Kunst had eerder besloten dat het Bijbels Museum haar subsidie verloor, waarna de twee Cromhouthuizen in de verkoop gingen. Belangrijke voorwaarde bij de verkoop was dat de nieuwe eigenaar goed voor de unieke panden zou zorgen en dat de panden openbaar toegankelijk zouden blijven. Stadsherstel, als hoeder van Amsterdams erfgoed, kwam al snel in beeld. Het pand wordt nu opgeknapt voor een nieuwe functie, maar daarover werden bij het ter perse gaan van deze krant nog geen mededelingen gedaan. Wordt het niet eens tijd voor een klein, maar sfeervol museum gewijd aan het werk van Jacob de Wit?