Columns
2015
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Amsterdam omsingeld 647
Gepubliceerd in Stadsblad de Echo van 4 maart 2015
Buitenplaatsen spreken tot de verbeelding. Bij de aanblik van dit soort paleisjes wil iedereen graag wegdromen en zich voorstellen hoe het zou zijn om er te wonen. ‘Als muren konden spreken’ luidt het gezegde en dat geldt beslist ook voor deze lusthoven. Wat speelde zich achter die muren af? Had men belangstelling voor kunst, muziek of natuur? Of werd er vooral genoten van het goede leven? In ieder geval investeerden de welgestelde hoofdstedelijke kooplieden en regenten hun spaargeld tussen de 17de en 20ste eeuw in dit type weelderige zomerverblijven, meestal aangelegd in landschappelijk, aantrekkelijke gebieden die vanuit de stad goed bereikbaar waren. Weg van de drukte en stank van de stad! Zo ontstond een cultuur van buitenplaatsen langs de Vecht, de Amstel, in het Kennemerland of het Gooi. Er moeten honderden hebben gelegen, maar de provincie Noord-Holland telt nu nog ‘slechts’ 54 officieel erkende buitenplaatsen. De aanleg van verblijven aan de Amstel kwam relatief laat op gang. Er zijn nog maar drie van over: Amstelrust (bij het Amstelpark), Wester-Amstel en Oostermeer (bij Ouderkerk aan de Amstel). In de Watergraafsmeer verrrijzen na drooglegging begin 17de eeuw ook buitenhuizen en ‘pleziertuinen’. Huize Fraenkendael aan de Middenweg lag destijds ver buiten de stad, maar is inmiddels een populair stadspark dat met de tram bereikbaar is. Voor een bezoek aan andere landhuizen moet wat verder gereisd worden. Het gebied van ’s Gravenlandse buitenplaatsen is bosrijk en de moeite van een wandel- of fietstocht meer dan waard. Met een bootje over de Vecht om zo vanaf het water de talrijke optrekjes te bewonderen is ook een aanrader. In de uitgave ‘De Amsterdamse buitenplaatsen - Een vergeten stadsgeschiedenis’ wordt een fraai overzicht gegeven van al deze buitenhuizen. Het boek – verschenen bij uitgeverij Matrijs - is geschreven door René W. Chr. Dessing, die zelf woonachtig is in Huis te Manpad in Heemstede, één van de oudste buitenplaatsen van ons land. De chroniqueur is bewoont een bescheiden huisje uit 1727, dat nergens breder is dan 2,67 meter. Na lezing van dit heerlijke boek zou hij het liefst direct verkassen naar een buitenplaats, liefst met een monumentale gang van minstens 2,67 meter breed!
Gepubliceerd in Stadsblad de Echo van 4 maart 2015
Buitenplaatsen spreken tot de verbeelding. Bij de aanblik van dit soort paleisjes wil iedereen graag wegdromen en zich voorstellen hoe het zou zijn om er te wonen. ‘Als muren konden spreken’ luidt het gezegde en dat geldt beslist ook voor deze lusthoven. Wat speelde zich achter die muren af? Had men belangstelling voor kunst, muziek of natuur? Of werd er vooral genoten van het goede leven? In ieder geval investeerden de welgestelde hoofdstedelijke kooplieden en regenten hun spaargeld tussen de 17de en 20ste eeuw in dit type weelderige zomerverblijven, meestal aangelegd in landschappelijk, aantrekkelijke gebieden die vanuit de stad goed bereikbaar waren. Weg van de drukte en stank van de stad! Zo ontstond een cultuur van buitenplaatsen langs de Vecht, de Amstel, in het Kennemerland of het Gooi. Er moeten honderden hebben gelegen, maar de provincie Noord-Holland telt nu nog ‘slechts’ 54 officieel erkende buitenplaatsen. De aanleg van verblijven aan de Amstel kwam relatief laat op gang. Er zijn nog maar drie van over: Amstelrust (bij het Amstelpark), Wester-Amstel en Oostermeer (bij Ouderkerk aan de Amstel). In de Watergraafsmeer verrrijzen na drooglegging begin 17de eeuw ook buitenhuizen en ‘pleziertuinen’. Huize Fraenkendael aan de Middenweg lag destijds ver buiten de stad, maar is inmiddels een populair stadspark dat met de tram bereikbaar is. Voor een bezoek aan andere landhuizen moet wat verder gereisd worden. Het gebied van ’s Gravenlandse buitenplaatsen is bosrijk en de moeite van een wandel- of fietstocht meer dan waard. Met een bootje over de Vecht om zo vanaf het water de talrijke optrekjes te bewonderen is ook een aanrader. In de uitgave ‘De Amsterdamse buitenplaatsen - Een vergeten stadsgeschiedenis’ wordt een fraai overzicht gegeven van al deze buitenhuizen. Het boek – verschenen bij uitgeverij Matrijs - is geschreven door René W. Chr. Dessing, die zelf woonachtig is in Huis te Manpad in Heemstede, één van de oudste buitenplaatsen van ons land. De chroniqueur is bewoont een bescheiden huisje uit 1727, dat nergens breder is dan 2,67 meter. Na lezing van dit heerlijke boek zou hij het liefst direct verkassen naar een buitenplaats, liefst met een monumentale gang van minstens 2,67 meter breed!