Thuis in d'Oude Stadt, aflevering 9
Gepubliceerd in de Binnenkrant, zomer 2020
Helaas heeft het Tassenmuseum aan Herengracht 573 moeten besluiten om niet opnieuw open te gaan. Het geld was op en er bleek onvoldoende perspectief voor de toekomst. Zowel dames die graag genieten van een high tea op een bijzondere locatie als modeminnaars en tassenverzamelaars zullen er niet blij mee zijn. In 2007 werd het grote, dubbele huis uit 1665 als tentoonstellingsruimte in gebruik genomen met als basis de particuliere verzameling van Hendrikje Ivo.
De eerste steen werd op 17 april 1663 gelegd door Thomas Muster in opdracht van opdrachtgever en bouwheer Cornelis de Graeff (1599-1664). De goede man is ook nog eens tien keer burgemeester geweest van de stad.
De dubbele stoep van dit stadspaleisje is jammer genoeg in het midden van de 19de eeuw gesloopt. Ooit zijn er inwendig vier stijlkamers geweest, waarvan er nog twee fraaie stijlkamers zijn bewaard gebleven.
In ±1682 werd begonnen met de decoratie van het pand. In de kleine stijlkamer zijn toen in opdracht van de nieuwe eigenaar en familielid Pieter de Graeff plafondschilderingen aangebracht. Vermoedelijk uit kostenoverweging vroeg hij een onbekende schilder, Paulus de Fouchier (1643-1717), voor deze klus. Tussen 1682 en 1684 schilderde hij in het midden van het plafond de Amsterdamse Stedenmaagd geflankeerd door Minerva en de Rede. Rondom de stedenmaagd zijn de werelddelen Europa, Azië, Afrika en Amerika als vrouw verbeeld. Australië werd toen nog niet beschouwd als werelddeel.
In de eerste helft van de 18de eeuw vond een omvangrijke verbouwing van het pand plaats, met name van de interieurs. Gerrit de Graeff vroeg in 1741 de Amsterdamse schilder Louis Fabritius Dubourg (1693-1775)., een leerling van de schilder Gerard de Lairesse, het plafond en een schoorsteenstuk te schilderen. Deze tweede stijlkamer in Lodewijk XV-stijl is groter qua formaat en stamt uit ± 1745.
Hier bevindt zich ook een fraaie schoorsteenmantel met een uit hout gesneden en vergulde spiegellijst en een schoorsteenstuk. Deze schildering is een allegorische voorstelling op de Vrede, de Wijsheid en de Tijd, is eveneens toegeschreven aan Louis Fabritius Dubourg.
Met een breedte van 15 en een diepte van 20 meter zijn dubbele huizen relatief vrij klein. Als ze niet bewoond worden zijn dit soort panden voor heel wat doelen te gebruiken, maar voor een middelgroot museum is het meer dan geschikt. De vraag is nu wat er met het pand gaat gebeuren.
Met een collectie van bestaande uit bijna 4000 tassen, was het Tassenmuseum uniek in Europa. Het museum had een museumcafé, een hedendaagse keurtuin en museumwinkel. Jaarlijks trok het ongeveer 60.000 bezoekers. Volgend jaar zou deze sympathieke instelling haar 25-jarig jubileum hebben gevierd, maar daar gaat nu dus een streep door.
De marges bij middelgrote musea als dit zijn klein en overheidssteun is sinds een aantal jaren minimaal. Er moet veel worden gedaan om de boel overeind te houden. We moeten nog zien wat de afgelopen lockdown-periode heeft gedaan met het culturele landschap in de stad. Dat er meer kleine instellingen zullen omvallen, staat buiten kijf. Het Tassenmuseum zou wel eens gezien kunnen worden als het eerste slachtoffer. Misschien staat er toch nog een mecenas op die het museum gaat redden?
Gepubliceerd in de Binnenkrant, zomer 2020
Helaas heeft het Tassenmuseum aan Herengracht 573 moeten besluiten om niet opnieuw open te gaan. Het geld was op en er bleek onvoldoende perspectief voor de toekomst. Zowel dames die graag genieten van een high tea op een bijzondere locatie als modeminnaars en tassenverzamelaars zullen er niet blij mee zijn. In 2007 werd het grote, dubbele huis uit 1665 als tentoonstellingsruimte in gebruik genomen met als basis de particuliere verzameling van Hendrikje Ivo.
De eerste steen werd op 17 april 1663 gelegd door Thomas Muster in opdracht van opdrachtgever en bouwheer Cornelis de Graeff (1599-1664). De goede man is ook nog eens tien keer burgemeester geweest van de stad.
De dubbele stoep van dit stadspaleisje is jammer genoeg in het midden van de 19de eeuw gesloopt. Ooit zijn er inwendig vier stijlkamers geweest, waarvan er nog twee fraaie stijlkamers zijn bewaard gebleven.
In ±1682 werd begonnen met de decoratie van het pand. In de kleine stijlkamer zijn toen in opdracht van de nieuwe eigenaar en familielid Pieter de Graeff plafondschilderingen aangebracht. Vermoedelijk uit kostenoverweging vroeg hij een onbekende schilder, Paulus de Fouchier (1643-1717), voor deze klus. Tussen 1682 en 1684 schilderde hij in het midden van het plafond de Amsterdamse Stedenmaagd geflankeerd door Minerva en de Rede. Rondom de stedenmaagd zijn de werelddelen Europa, Azië, Afrika en Amerika als vrouw verbeeld. Australië werd toen nog niet beschouwd als werelddeel.
In de eerste helft van de 18de eeuw vond een omvangrijke verbouwing van het pand plaats, met name van de interieurs. Gerrit de Graeff vroeg in 1741 de Amsterdamse schilder Louis Fabritius Dubourg (1693-1775)., een leerling van de schilder Gerard de Lairesse, het plafond en een schoorsteenstuk te schilderen. Deze tweede stijlkamer in Lodewijk XV-stijl is groter qua formaat en stamt uit ± 1745.
Hier bevindt zich ook een fraaie schoorsteenmantel met een uit hout gesneden en vergulde spiegellijst en een schoorsteenstuk. Deze schildering is een allegorische voorstelling op de Vrede, de Wijsheid en de Tijd, is eveneens toegeschreven aan Louis Fabritius Dubourg.
Met een breedte van 15 en een diepte van 20 meter zijn dubbele huizen relatief vrij klein. Als ze niet bewoond worden zijn dit soort panden voor heel wat doelen te gebruiken, maar voor een middelgroot museum is het meer dan geschikt. De vraag is nu wat er met het pand gaat gebeuren.
Met een collectie van bestaande uit bijna 4000 tassen, was het Tassenmuseum uniek in Europa. Het museum had een museumcafé, een hedendaagse keurtuin en museumwinkel. Jaarlijks trok het ongeveer 60.000 bezoekers. Volgend jaar zou deze sympathieke instelling haar 25-jarig jubileum hebben gevierd, maar daar gaat nu dus een streep door.
De marges bij middelgrote musea als dit zijn klein en overheidssteun is sinds een aantal jaren minimaal. Er moet veel worden gedaan om de boel overeind te houden. We moeten nog zien wat de afgelopen lockdown-periode heeft gedaan met het culturele landschap in de stad. Dat er meer kleine instellingen zullen omvallen, staat buiten kijf. Het Tassenmuseum zou wel eens gezien kunnen worden als het eerste slachtoffer. Misschien staat er toch nog een mecenas op die het museum gaat redden?